In de vorige post lichtten we al een tipje van de sluier op over de onduidelijkheid rond gedragsveranderingsapps. Dat zijn apps met als doel jou te helpen je slechte gewoontes te doorbreken, en je kunnen helpen om ‘de beste versie van jezelf’ te worden, zoals vaak ergens in de marketing staat.
Dit soort gedragsveranderings-apps, vaak ‘self-help apps’ genoemd, worden ontwikkeld als alternatief voor professionele interventies, om op laagdrempelige wijze aan de slag te gaan met allerlei dingen die ‘beter zouden kunnen’. Denk bijvoorbeeld aan regelmatig sporten, gewicht kwijtraken en meditatie. Maar er zijn ook commerciële apps die stellen je te kunnen helpen met het behandelen van PTSS, die cognitieve gedragstherapie aanbieden, of op een andere manier niet als gereedschap, maar als volledige vervanging voor een psycholoog of psychiater fungeren. Ze worden als het ware een op zichzelf staande ‘gedragsveranderingsinterventie’.
De meeste van dit soort apps berusten zicht op een of meerdere zogenaamde gedragsveranderingstheorie(ën). Om welke dat dan gaat en hoe deze dan worden toegepast is niet altijd duidelijk. En de vraag is of het in het belang is van de app-ontwikkelaar om daar transparant in te zijn.
Populariteit ≠ Effectiviteit
Het voornaamste belang van de ontwikkelaar is anders dan dat van de gebruiker. De gebruiker wil vooral vooruitgang in het aspect van hun leven dat ze aan willen pakken zien, terwijl de ontwikkelaar als hoofddoel heeft zo veel mogelijk gebruikers aan zich te binden. Je ziet ook dat ze daar goed in zijn: ze richten de apps eropin om aantrekkelijk te zijn en functies aan te bieden die gebruikers denken nodig te hebben, maar richten zich vaak onvoldoende op functies die gebruikers motiveren om de app langdurig en effectief te blijven gebruiken.
Dat is opmerkelijk, want een van de belangrijkste maatstaven voor het succes van een app is het eerdergenoemde aantal gebruikers. Daar zit nog wel een haakje aan: het aantal gebruikers wordt in de app stores waarin deze apps beschikbaar zijn namelijk gemeten door te kijken op hoe veel apparaten de app is geïnstalleerd – niet in hoe veel dagelijkse gebruikers ze hebben. Als ze je dus over de streep van het installeren kunnen trekken, dan maakt het de makers vervolgens maar beperkt uit of je de app ook daadwerkelijk gebruikt.
Dit maakt de maatstaf voor succes van een app wezenlijk anders dan van een medisch hulpmiddel of medicijn. Bij deze producten is de belangrijkste kwaliteitsindicator het percentage gebruikers dat verbetering ziet door het gebruik van het hulpmiddel of medicijn. Het beste medicijn is immers het medicijn dat het beste werkt. En wanneer je door therapie of een arts een hulpmiddel of therapieplan krijgt aangeboden, kan je er van uit gaan dat het doet wat het belooft. Als het voor jou niet aanslaat, dan wordt het behandelplan bijgesteld. Bij apps wordt succes gemeten door het aantal gebruikers, ongeacht of die iets aan de app hebben of niet – en als de app voor jou niet werkt, dan is er geen professional die een andere aanpak suggereert, met als gevolg dat je dan misschien langer blijft hangen in die ene app dan zinnig is.
Maar om te beweren dat het app-ontwikkelaars niet uitmaakt of jij nu vooruitgang maakt is wat kort door de bocht. Als de app jou heel erg geholpen heeft, ben je natuurlijk meer geneigd om hem ook aan mensen om je heen aan te raden. Maar zo komen we terug op het eerdere punt: als je er van bent overtuigd dat het specifiek die app is die je heeft geholpen, dan is dat voor een app-ontwikkelaar beter dan wanneer je doorgrondt dat het door de psychologie achter de app komt.
Maar goed… werken ze nou?
Het enige kloppende antwoord dat je écht kan geven, is ‘soms’. Terwijl de gedragsveranderingstheorieën met de juiste operationalisatie en toepassing een relatief hoge kans op succes hebben, is er geen garantie dat een gebruiker zonder professionele begeleiding ook bij een passende theorie uitkomt. Bij onderzoeken naar gedragsverandering spreken we over tientallen bewezen effectieve technieken, maar hoe weet je als gebruiker dat je de voor jou meest effectieve hebt gevonden?
Daarin zit een groot gevaar: door het wegnemen van de ‘vangrails’ van professionele begeleiding, moet een (mogelijk kwetsbare) gebruiker er vertrouwen in kunnen hebben dat de app-ontwikkelaar het beste met hen voor heeft, en dat de app die zij willen gebruiken, inderdaad de beste oplossing voor hen is. Zo niet, dan is de kans veel hoger dat ze opgeven voor het beoogde resultaat is bereikt.
Daar komt nog bij dat sommige theorieën moeilijk om te zetten zijn in een app. Sommige theorieën zie je overal. Denk bijvoorbeeld aan het stellen van doelen of de integratie van een sociaal netwerk waarmee gebruikers elkaar aanmoedigen. Maar het is veel moeilijker om middels een app negatieve stimuli te minimaliseren of gebruikers bewust te maken van de gevolgen als zij niet veranderen, terwijl dat wel breed gedragen gedragsveranderingstechnieken zijn. De apps bedienen dus niet alle methodes voor gedragsverandering, en dus niet elke gebruiker.
Als je kijkt naar de data over langdurig appgebruik, zie je dat meer dan 90% van de mensen die een app installeert die gedragsverandering als doel heeft, al binnen een week stopt met het gebruiken ervan. Je kan er redelijkerwijs van uit gaan dat niet al deze mensen hun vraagstuk binnen een week weten op te lossen. Het lijkt er dus op dat een hoop mensen al in een vroeg stadium afhaken. Daar geven gebruikers meerdere redenen voor, die zeker niet allemaal puur met motivatie te maken hebben. Vaak genoemde redenen zijn dat ze een groot aantal apps installeren en de rest dan verwijderen, de app niet alle features heeft die ze willen, niet interessant genoeg is, of niet gebruiksvriendelijk genoeg.
Dat niet iedereen doorzet, is onvermijdelijk. Maar je wil die groep wel zo klein mogelijk houden. Daarvoor is een wederzijds vertrouwen nodig. Het vertrouwen vanuit de app-ontwikkelaar, dat gebruikers hun app willen gebruiken als zij een kwalitatief hoogwaardig product afleveren, en het vertrouwen van de gebruikers dat de ontwikkelaar het beste met hen voor heeft.
En dat is waar we terugkomen op het eerdergenoemde gebrek aan transparantie: omdat het niet duidelijk is hoe de ontwikkelaar tot zijn operationalisatie komt, is het moeilijk te zeggen of deze verantwoord is als je geen diepgravend onderzoek doet. En dat is voor de gemiddelde gebruiker uiteraard niet weggelegd.
De ‘black box’
De onduidelijkheid in de operationalisatie van gedragveranderingstheorie naar app noemen wij de ‘black box’: het is ons als onderzoekers niet duidelijk welke redenatiestappen leiden tot de ontwerpkeuzes die worden gemaakt bij de ontwikkeling van dit type app. Willen we goed onderzoek kunnen doen naar de effectiviteit van een gedragsveranderingsinterventie, dan is het belangrijk om te begrijpen hoe deze tot stand is gekomen en welke keuzes er zijn gemaakt bij het ontwerp ervan.
Op het moment dat we meer duidelijkheid krijgen over de vraag hoe we de bestaande theorieën kunnen vertalen naar concrete designkeuzes, hebben we ook de kans om betere apps te creëren, en krijgen we handvatten om kritisch naar het ontwerp van bestaande apps te kijken. Maar ook hoeven we wanneer we een duidelijk beeld hebben wat een correcte operationalisatie is, niet telkens het wiel opnieuw uit te vinden.
De hoop is dat we hier door het contact te leggen met ontwikkelaars en het onderwerp op een andere manier te bekijken, meer duidelijkheid kunnen scheppen over deze vraagstukken. Daar is nog veel winst te behalen. Er is veel onderzoek gedaan naar de voorkant en de achterkant van het verhaal: de theorie en de apps, maar weinig over hoe die apps nu gebruik maken van de theorieën, en wat voorbeelden zijn van goede en van mindere interpretaties. Daar willen wij verandering in brengen.
Deze missie wordt ondersteund door redacteur Sander van Velze.