In de missie ‘Mijn vriend de robot’ deed ik dit jaar onderzoek naar de relatievorming tussen jonge kinderen en sociale robots. De afgelopen maanden keken we vanuit verschillende invalshoeken naar de interactie tussen kind en robot in het onderwijs en stelden we kritische vragen. Naast de angsten die logischerwijs horen bij zo’n jonge technologische ontwikkeling, hebben we vooral aandacht besteed aan de mogelijkheden die sociale robots bieden in het onderwijs van de toekomst.
De missie begon dan ook met de Opportunity Map, die ik opstelde in samenwerking met mensen die met robots werken. Daarin bespraken we de barrières en kansen die mogelijk komen kijken bij het inzetten van robots in het klaslokaal. De lesrobots van nu belanden vaak na korte tijd al in de kast, waardoor er geen relatievorming ontstaat. In de Opportunity Map zijn we dan ook op zoek gegaan naar de factoren die deze relatievorming kunnen beïnvloeden.
Inzichten missie
Maar wanneer is er sprake van relatievorming? Het is mij tijdens deze missie duidelijk geworden dat daar nog geen eenduidig antwoord op is. In de praktijk wordt relatievorming met robots vaak gemeten middels ‘vertrouwen’, maar dat is best een zwaar woord. Toen we zelf een basisschool bezochten om te zien hoe kinderen met een lesrobot interacteren, kwamen we erachter dat er wel degelijk sprake is van vriendschapsvorming tussen het kind en de robot. Maar dat wil niet direct zeggen dat een kind een robot ook echt vertrouwt, en daar bijvoorbeeld een geheim mee zou delen. Er is dus eerder sprake van parasociale interactie dan van een vertrouwensband.
Verder hebben we gezien dat relatievorming tussen robots en kinderen een gevoelig onderwerp is, omdat de angst bestaat dat deze interactie een vervanging is voor menselijk contact. Maar deze angst is onterecht. Robots zijn goed in dingen die te calculeren zijn, maar voor empathische en creatieve taken (en dus ook in het onderwijs) heb je altijd mensen nodig. Jonge kinderen gaan geen relatievorming leren van een robot, daarvoor zullen zij altijd nog meer contact hebben met hun klasgenootjes, maar door relatievorming met de robot wordt het voor het kind langer leuk om van de robot te leren.
Desondanks is het belangrijk om wel zorgvuldig na te denken over de implementatie van robots. Om ethisch verantwoord sociale robots in te zetten op basisscholen, stelde collega-onderzoeker Matthijs Smakman een gedragscode op voor robots in het onderwijs. Deze is bedoeld voor beleidsmakers, docenten en robotbouwers en bestaat uit 22 concrete stappen die in de praktijk moeten helpen om op een zorgvuldige manier om te gaan met deze technologische ontwikkeling.
Blik op de toekomst
Als er iets is waar ik na deze missie nog steeds benieuwd naar ben, dan is dat vooral naar de invloed die leeftijd heeft op de interactie met een robot. Een vierjarig kind reageert bijvoorbeeld heel anders op een educatieve robot dan een kind van acht jaar. We zien in de praktijk dat jonge kinderen zich heel snel hechten aan een robot, en naarmate ze ouder worden, zien ze beter in dat een robot geen ‘echt’ mens is. Wat ik heel interessant zou vinden is een onderzoek dat in kaart brengt hoe die relatievorming onder verschillende leeftijden is en wat dit betekent voor het design en de inzet van een robot.
Ik wil iedereen die deze missie heeft gevolgd of hieraan heeft meegewerkt bedanken voor alle mooie inzichten en vragen die dit heeft opgeleverd. In het bijzonder wil ik bedanken: Mike Ligthart, Mirjam de Haas, Matthijs Smakman, Sandra Veenstra en de docenten en kinderen van de Eben-Haëzerschool in Utrecht.
Heb je iets van deze missie gemist? Kijk snel hieronder alle posts rondom Missie 8: Mijn vriend de robot!
- Missie 8: Mijn vriend de robot
- Opportunity map: Wat er komt kijken bij relatievorming tussen robot en kind
- Vriendschap met robots: hoe meet je dat?
- Utrechtse basisscholieren reageren op lesrobot
- De ethiek achter het inzetten van sociale robots in het onderwijs
- Code of Conduct: Een gedragscode voor sociale robots in het onderwijs
De producties voor deze missie werden ondersteund door redacteur Remi Terhorst.